Geur van rottend blad doet snuiven.
Het valt toch uiteen in reukloze kleuren.
Spuiten van stoffig zaad doe je zelf maar;
ik stamel meestal door de poort naar buiten.
Je weet wel: van die droogklotenkerk van je.
Breek me de bek niet los; die hosties
krijg je toch niet terug. Het gehemelte
kleeft met twee componenten.
Met geen bom kom jij daar binnen
en die maagden laten echt niet los.
Alles aangekoekt door droog bloed.
Ook het vuur in je ogen; voorgoed.