Ik heb mijn handpalmen voor je
op de vloer gelegd.
Zodat je er overheen kunt walsen zoals je vroeger al deed
met warme walmen van de drank, duw me nog eenmaal
van je voeten. Dan kan ik blijven staan om nooit meer
om te vallen. Want de wereld is niet langer dronken.
Zodat je zacht landt wanneer je scherven in handen voelt
bleke glazen die nooit wilden verrijzen uit gedachten
stilhangende gordijnen van de rook, zwaar van nachten
waarin jij wist dat ik alles weer vergeten zou.
Zodat je weet waar je kan doodvallen, graag wel binnen
de lijnen van mijn vijfvingerige lucht. Mijn hoogmoedige
zucht is te zwanger om je nog te verdragen. Ga maar,
in mij kom je nimmer terug.