|
Op een zomerdag in 2001 fietste ik naar het West-Vlaamse dichtersdorpje Watou enkel en alleen om naar Hugo Claus te gaan luisteren. Bij het gemeentehuis daar zou ik een oudere dame, Mary, leren kennen waarvan ik later die dag te weten zou komen dat zij de schoonzus van Claus was. Het klikte meteen tussen Mary en mij, dus nam ik naast haar plaats op de eerste rij in de omgebouwde schuur waar Claus' bloemlezing zo dadelijk zou beginnen.
Maar ondertussen was mij iemand opgevallen. Enkele zitplaatsen achter mij zat een mijnheer afgezonderd in een hoekje met een gespannen blik naar mij te staren. Vlug vroeg ik Mary of zij die charismatische mijnheer misschien kende. Ze informeerde mij snel met fluisterstem: Dat is Gerard Reve, de beroemde Nederlandse schrijver...hij wordt tot De Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse schrijvers gerekend.
Nooit van gehoord, dacht ik bij mezelf.
Na de bloemlezing keek ik nog even om, maar de mysterieuze schrijver was al verdwenen.
Enkele weken later zag ik in de stedelijke bibiliotheek zijn naam in de boekenrekken staan. Ik besloot dus om zijn werk te lezen.Maar na drie romans van Reve te hebben doorstaan, hield ik het voor bekeken. Het was gewoon niet mijn type schrijver. Trouwens, zijn rug verandert in zijn werk iets teveel van naam...een tikkeltje teveel naar mijn persoonlijke smaak, als je begrijpt wat ik bedoel.
Droom dus maar lekker verder, Reve ! grinnikte ik.
|