Ik pirouetteer de wereld dol waarin hokjes
krampachtig getimmerd zijn, werp continenten
over liters zout water, dat geschaafde monden snoert.
Knikkebollend op weg naar zijn ‘plattelandsdroom’
slaat ook hij de vreemdeling tegen de blote billen
omdat enkel nationalistisch loodrecht aanvaardbaar is.
Zevenletterig rolt zinloos over de straten,
kruipt in huiden, smelt op lippen tot het
uiteindelijk in stukken valt tussen harten
van miljoenen die koppig rechtdoor gaan.
Want diegene die balanceert tussen in
of uit - Duwt men toch gewoon van de rand?