|
Het was Nieuwjaarsavond 1973. Mijn moeder kreeg telefoon van vader dat hij aangekomen was op de Franse vlieghaven te Rijsel. Hij vroeg haar om hem met de auto te komen halen, anders zou hij wel de taxi nemen. Maar zij stond erop om hem te gaan halen. Mijn broer en ik, beiden nog peuters, konden wel even logeren bij tante Berna.
Mijn vader kwam net terug van een zakenreis in Rwanda. Hij had er voor een Belgisch immobiliënbedrijf gewerkt en had daar gelogeerd in een decadent sjiek hotel waar allerlei uitspattingen aan de hotelgasten werden opgedrongen. Omdat er zo van zaken doen van vaders kant niet veel terecht kwam, had het bedrijf besloten om hem na drie weken met het eerste beste vliegtuig naar Europa terug te sturen.
Mijn moeder had een enorm gemis ervaren tijdens zijn afwezigheid, enerzijds omdat ze een sterke band hadden samen, anderzijds omdat ze vermoedde hoe het daar in die warme zwoele landen aan toe ging.
Dus vertrok ze met haar oom Oscar richting Rijsel, hoewel het buiten hevig sneeuwde en er een dichte vervaarlijke mist over de autosnelweg hing. Het gevolg was dat ze er vier uur over deden eer ze de Franse grens bereikten.
Maar mijn vader had de taxi al genomen, het duurde hem blijkbaar te lang en zo was hij reeds huiswaarts aan het keren in de steeds toenemende mist en sneeuwval. De chauffeur reed bijna stapvoets want hij kon hoogstens drie meter voor zich uit zien.
Plots merkte vader twee gele koplampen op van een auto die in de tegenrichting reed.
'Stop, stop ' vroeg hij aan de taxichauffeur. Hij stapte uit en hield de Belgische auto tegen.
Mijn moeder zag vaag een silhouet met de armen zwaaien en vroeg eveneens aan Oscar om te stoppen.
Opgelucht vlogen mijn ouders in elkaars armen en lachten: 'Bonne année ! ' want het was klokslag twaalf uur !
|