|
Samenkomst en omstandigheid
Een stoffig grensgebied zonder de geringste bebouwing, een lineaalrechte baan door de gortdroge vlakte. De weg zelf min of meer afgebakend door twee rijen sterk verweerde betonblokken. Om de vijftig meter een blok, met een gebarsten rode reflector in het midden.
– De man in de SUV, hij leek op een filmster uit de dertiger jaren met zijn zwarte geplakte haar, vroeg zich af wat er zou gebeuren als hij naast de weg ging rijden, aan de andere kant van de betonnen afbakening. Lagen daarachter soms nog duizenden mijnen uit de tweede wereldoorlog?
De man in de SUV draaide de contactsleutel om en opende het portier half. Er had zojuist een kleine aanrijding plaatsgevonden, en de matzwarte SUV had de erachter rijdende Renault licht getoucheerd. In feite een aanrijdinkje van niets.
Geringe schade dus. Goed – buitenspiegel met een barst, kras op de lak, maar te klagen verder weinig. Een botsing volgens het klassieke recept: de SUV zwenkte naar links, net op het moment dat de andere auto hem wilde inhalen. – Geen sprake van opzet. En vijandigheden waren er niet aan vooraf gegaan.
Na de aanrijding was de SUV onmiddellijk gestopt. De filmster was uitgestapt om de schade aan de zijkant van zijn wagen op te nemen. Aan de andere auto besteedde hij geen aandacht. Zijn glimmendzwarte kapsel glansde, en rook als een kapperszaak waar de zon op een ochtend door de vitrages naar binnen schijnt.
De Renault, bestuurd door een slanke vrouw die waarschijnlijk perfect in de autogordel had gezeten, stond nog enigszins dwars. En de drie kinderen op de achterbank begonnen, nu ze niet meer reden, te vechten.
De vrouw, koel van karakter, opende het dashboardkastje en haalde er een pistool uit. Ze stapte uit en legde het pistool kalm op het dak van de auto.
Nergens ander verkeer dan deze. En toch had zij vol in de remmen gemoeten. Ze liep op de man af en zei: "Je hebt mijn spiegel gekraakt. En de lak beschadigd. Wie betaalt dat?"
"Ik niet," zei de filmster droogjes. "Zo vlak achter mij rijden, daar houden wij niet van. Wou je soms gezamenlijk tegen dat beton knallen?" Hij had een brede, strakke mond, met opvallend weinig speeksel. Onheil hing in de lucht, als een naderend onweer, – iedereen voelde dat.
Een halve minuut lang werd er gezwegen, want in de verte zagen ze een zwarte auto aankomen; heel rustig, alsof hij niet harder kon. Een zwarte Mercedes, die stopte vlak achter de voorste twee. Een dikke man stapte uit, en smeet het portier achter zich dicht met een routineus gebaar van achteloosheid. Als je rond zijn buik een oprolbare centimeter zou spannen, kwam je op een wijdte van minstens anderhalve meter uit.
Hij haalde verstrooid een kleine telefoon uit zijn zak, maar sprak geen woord in het zendertje. Alsof een voorgevoel van algemene nutteloosheid zich van hem meester had gemaakt.
"De telefoon heeft hier geen bereik," zei de filmster met een soort arrogante minachting. "Te ver weg van de bewoonde wereld." Hij lachte maar wat.
"Oosteuropese toestanden!" zei de dikke pertinent. "Blijven over: noodsignalen, – net als bij de indianen, een vuur aanleggen en voor veel rook zorgen, hihi." Hij was het type dat overal wildwest en de onzinnigheid ervan ziet.
De vrouw van de Renault bukte zich en pakte een plat leren tasje dat zij op het dak van de auto legde, naast het pistool. Daarna wendde zij zich tot de filmster. "Hast du gesehen solche..." Ze maakte de zin niet af – nee wat zou het ook...
De helse warmte had haar make-up geruïneerd tot onder haar huid, zo voelde zij, en zonder dat zij er iets tegen had kunnen doen. Ze keek bezorgd om haar opmaak in de buitenspiegel; maar die was nu ernstig gebarsten. Zij sloot het tasje weer, en vroeg:
"Aber wo bleibt nun der Christian? Der Christian zou toch mitkommen?" Ze keek in de verte of Christian er toch niet aan kwam.
"Hat er gesagt. Maar ik zie hem nog niet verschijnen."
"Gundula, ik zweer het je. Maar afspraken maken is duidelijk Christians sterkste zijde niet. – En de mijne ook niet, haha. Waarschijnlijk is hij ons misgelopen, was hij te laat, zoals hij altijd en overal te laat is, en is hij ons nu aan het opwachten ergens in deze woestijn. Spreek af met Christiaan en hij komt een uur te laat aankakken. Het is een waardeloze figuur."
"Wij hebben veel te danken aan der Christian; dat kun je toch niet allemaal verneinen!" zei de vrouw ernstig.
"Wat weet jij van Christian? Dat hij jarig is vandaag, ja. Maar meer ook niet. Heb je hem ooit ontmoet? Nee. Jij hebt hem nooit gesproken, en kletst dus maar wat, "zei de man.
De vrouw trok een gezicht van ergernis, en trommelde ongeduldig op de motorkap. "Maar als Christian mocht denken er zo vanaf te komen, dan heeft hij het mis." Zij gooide haar sigarettenpeuk weg, ver van de auto.
"Als ik jou hoor is het net of jij heel wat te betekenen hebt," zei de filmsterman. "Maar jij bent helemaal niets, en niets in vergelijking tot der Christian!" De vrouw sloeg haar ogen ten hemel. "Jij overtreft jezelf weer eens in het beheersen van je eigen leugens."
"En jij doet maar beter je nergens mee te bemoeien. Als er wat geregeld moet worden doe ik dat, en jij niet."
"Omdat je zeker ergens anders niets hebt te vertellen? Je weet donders goed wat ik bedoel. Moet ik mij dan misschien voorbereiden op alle veranderingen?"
Zij liep met een licht stijgende boosheid terug naar de auto, opende het portier en plofte neer op de bestuurdersplaats. Het portier liet zij open. De kinderen, die moe waren geworden of anderszins tot rust gekomen, schreeuwden niet meer.
Zij stak een sigaret op uit een vol pakje en nam vuur van de aansteker op het dashboard. Terwijl ze een straal rook uitblies met een gezicht of ze nergens over nadacht, staarde zij verstrooid in de verte. Overal heerste stilte.
De matzwarte SUV stond als een rots van betrouwbaarheid vooraan in het rijtje. Ze bukte zich en graaide even in de oude tijdschriften die op de vloer van de auto lagen. Eigenlijk zocht zij niets. Het kwam door de aanstaande ontmoeting, dat wist zijzelf net zo goed, iedereen raakte er van onder de indruk. Ze keek naar de hemel die een gloeiende plaat blik was waar de zon een geel gat in had gebrand.
In zulke kale, versleten gebieden bevond zij zich zelden. Maar raken in de ziel deed het haar op de een of andere wijze toch ook weer niet.
Enfin. Hoe luidde ook weer het plan? Dat zodra Christian er was, men de spullen over zou laden om weer zo gauw mogelijk weg te rijden. Op die manier gaf je verdachte personen of toevallige pottekijkers die je hadden gezien de minste kans... Verdachte personen ja, die zouden er ongetwijfeld zijn. Meegekomen mét, of vóór Christian. In eigen auto's.
Maar natuurlijk waren die er niet! Daar had Christian wel voor gezorgd. Maar zij, zij wilde liever geen risico's. Weg zou ze, weg uit deze woestijn, terugkerend naar huis. Ze nam het pistool in haar rechterhand.
Het werd steeds heter in de wijdse zandbak. De zon was tot grote hoogte gestegen en bewolking was er niet. Zij had reeds op de heenweg visioenen gehad van een tropisch zwembad, waar omheen obers rondholden met bladen vol ijskoude dranken.
Alleen de kinderen die waren uitgestapt, leken van de hitte weinig hinder te ondervinden.
"Als het zo lang duurt, dan is er wat loos," bromde de dikke man. Hij beende onrustig heen en weer, hij was de meest onrustige van allen. Toch leek niemand zin te hebben zich met hem te bemoeien, of zich druk te maken om niets.
Uit de verte kwamen twee zwarte auto's aanrijden. Dichtbij gekomen stapten er twee mannen uit. Ze liepen direct naar de SUV. "Waar is het?" vroeg de langste. "Waar heb je het?"
De vrouw antwoordde niet meteen. Zij legde kalm het pistool weer terug op het dak van de auto.
"Wat wou je dan," zei de lange, "geen spelletjes toch hè?" Maar de vrouw ging terug naar de Renault alsof zij over alles de baas was. Tegen de kinderen riep ze dat ze weer in de auto moesten gaan.
Ze liep om de wagen heen, opende aan de achterkant de kofferruimte en haalde er twee platte koffers uit. De hele handeling leek op het tijdelijk overladen van bagage, – snel en routineus. Een kwestie van seconden. Maar de dikke scheen nog niet tevreden. Zonder iets te zeggen hield hij het sluiten van het laatste deksel tegen en maakte hij een van beide koffers open. Die zat vol groenige bankbiljetten, dollars, in bundeltjes bijeengebonden.
Tegelijk klonken er twee knallen in de ruimte. Een van de mannen draaide zich om en borg zijn schiettuig weer op in zijn binnenzak. De bestuurder van de Mercedes lag gekromd op de grond, vlakbij het voorwiel. Hij bewoog nog met stuiptrekkingen. De dikke zei: "Die gaat dood, of hij crepeert voor we het ziekenhuis hebben bereikt."
"Jij gaat terug naar Christian," zei de vrouw nu gehaast, "en je neemt Joshua mee. Als het goed is komen jullie nog op tijd. Ik wacht daar op de helikopter."
Niemand reageerde. Moe leunde de vrouw tegen het voorportier.
Roerloos stonden de auto's schots en scheef achter elkaar. De kinderen begonnen weer te rennen, er omheen en achter elkaar aan. Bij de gewonde, die midden op de zanderige weg lag, hielden ze even in, keken of hij zich nog bewoog en gingen dan weer verder met hun spel, twee kleine jongetjes en een klein meisje. Zij hadden geen weet van wat er gebeurd was; piefpafpoef zij dachten dat het alles hoorde bij het spel dat zij speelden.
Langzamerhand werd alles onwerkelijk, werd iets waarin alles reeds van tevoren vaststond, – slechts wachtend op uitvoering.
Het gebeurde was mogelijk een onderdeel van een onderlinge strijd tussen twee bendes, van twee groepen misdadigers, wapenhandelaars, drugsmokkelaars, die ten koste van veel elkaar naar het leven stonden.
Of mogelijk was het een vastgelegd zoveelste filmscenario, waarvan de uitkomst op het witte doek voorlopig nog niet aan de orde was.
Het enige wat er nog toe deed, – zo bleek nu, – was in de woestijn het branden van de gloeiendhete zon die hoger en hoger aan de hemel klom.
|