|
TWEE HUPJES
Hoe fel ook de laagstaande zon, de muziek op zijn hoofd kleurt de stad, bepaalt het ritme, raakt zijn hart. Het is sneller, harder, obscuurder dan dat van anderen. Hij weet het zeker. Soms waant hij zich in een bubbel, is hij een met anderen, met hun waarheden. Niet zelden is hij het die hem doorprikt. Waarheid bestaat niet of het moet vloeibaar zijn. Nooit op een plek, altijd in beweging. Als zijn muziek. Niet dat hij het zelf maakt. Op dansvloeren steelt hij de show, maar bij uitstek daar valt hij buiten de pul. Niemand danst als hij, niet in de laatste plaats vanwege de nummers waarop hij danst, nummers die helemaal niet gemaakt zijn om te dansen, meer om in een bepaalde roes te komen. Hij verbeeldt die roes, is die roes, is in die roes. Om de zoveel stappen, hij telt ze nooit, maar toch op de maat van de muziek, al heeft hij geen idee wat een maat is, maakt hij hupje. Hij moet wel. De muziek dicteert en hij volgt. Als de weg, elke dag weer dezelfde naar zijn werk. Het maakt niet uit. Zolang er muziek is, is er beweging, verandering, leven, gaat hij door. Met een hupje. En weer een. Is er iemand die het ziet? Nergens is een mens onzichtbaarder dan in een menigte. Om daarin op te vallen is meer nodig dan een hupje. Oké, hij steekt als eerste over, nog voor het licht op groen springt. Kwestie van net iets scherper zijn dan de rest, zien dat het kan. Een auto scheurt vanuit een zijstraat, waar anders nooit auto's uitkomen op dit vroege uur, rakelings langs hem heen. Of hij toetert, hoort hij niet. Stoïcijns loopt hij door. Slechts twee hupjes sloeg hij erdoor over. Niemand die het zag.
|