|
Een verblijf in het ziekenhuis, gelukkig zeldzaam voor Bonnie.
Bijkomen na de operatie.. de herinnering ..er was een prikje..het bed voelt vreemd .. vaag het wit van de kussensloop..licht..het is dus voorbij..er zijn uren weg geraakt..is het goed gegaan..huh.. iets in mijn mond gestopt.. romig zoet..zacht..
Dan klinkt een stem vlakbij.
"Zuster, mag ze iets eten of drinken?" Bonnie herkent meteen de stem van haar moeder, met extra beschaafde klank en roomzoet gevooist.
"Nee, ze mag absoluut nog niets hebben", klinkt een onbekende en strenge vrouwenstem.
Bonnie lachen, nog half verdoofd.
Die schijnheilige vraag. Die verpleegster kwam zeker net binnen? Wat is het? Bonbons. Ik ben helemaal niet misselijk, gelukkig maar. Echt iets voor haar, ze wil verwennen, troosten. Wat is dit lekker... fijn zo wakker te worden. Ze zag haar moeder in een bloemige jurk naast het witmetalen nachtkastje zitten met een onschuldig gezicht en stevige, vlugge handen die iets weg moffelden.
Bonnie was nog jong toen dit gebeurde en herinnerde zich dit voorval voor altijd - wat verdrietig toen haar moeder er niet meer was - en dacht daarbij ook wel aan een van haar moeders verhalen.
Haar moeder hoorde dat vertelsel als kind van haar moeder.
Die moeder vertelde haar dochter over haar eerste baby. Het jongetje, een jaar oud, kreeg een hersenvliesontste- king. Er was een epidemie. Het ziekenhuis berichtte na een tijd: we kunnen niets meer doen. Uw kind gaat dood.
"Dan neem ik hem mee naar huis, het is beter als mijn kind thuis sterft." Een uitgemergelde baby in een deken gepakt. Een skeletje bijna. Thuis in de wieg. Oogjes dicht. Het beweegt niet meer. Ademt nog een beetje? Wil hij echt niets meer drinken of eten? Het water, de melk, het loopt weg uit dat mondje. Nee, het is hopeloos. Hij slikt niet meer.
Iets zoets? Het stroop kannetje? Stroop halen bij de kruidenier..zo ging dat toen. Ach, die moeder, ze smeert wat stroop om het mondje. Ja, er beweegt nu iets. Het kind likt. Nog wat stroop. Dagen zo steeds bij dat wiegje zitten. Stroop smeren. Tenslotte een stukje brood met stroop voeren. Het slikt.
Het kind bleef in leven. Lopen, praten, allerlei begon het een jaar later te doen dan andere kinderen. Het kreeg daarvoor straf op school en van zijn vader. Die zette het kind soms in de hoek van de eetkamer met een bord om
zijn hals: ik ben een ezel. Het gezin zat dan te eten. Het jochie kreeg dan later alleen een droge boterham. Het werd lui genoemd. Maar het broertje werd een gezond mens. Het had alleen een ontwikkelingsachterstand als kind, vertelde Bonnie's moeder. Later had het een een eigen firma opgericht. Het kon alles kopen, een huis, een auto, een boot, vakanties. Het kreeg een leuk gezin. Ja, het werd Bonnie's vrolijke oom. Zij wist: hij hield van dansen. Maakte grapjes. En bijzondere kerrie stoofschotels en chocoladetaarten met slagroom voor familiefeestjes. Hij was dol op stroopwafels en leefde nog lang en gelukkig en het verhaal liep zo goed af.
Iets zoets geven, ik voel dat het goed is, dacht ook de moeder van Bonnie. Ik heb bonbons.
**********************
Voetjesnootje:
In de eerste decennia van de twintigste eeuw werden geen antibiotica gebruikt, er werd niet preventief gevaccineerd en ook kreeg een uitgemergelde baby geen infuus. Soms was er een epidemie. Hersenvliesontsteking was toen nog veel gevaarlijker. Dat oude verhaal over mijn grootmoeder, ruim honderd jaar geleden..het klopt wel. Realiseerde Bonnie zich later. Het kind zou in het ziekenhuis zijn gestorven. Moeders vinden dit een mooi verhaal.
|