|
De gekkin
van achter het raam kijk ik naar buiten
rijen geparkeerde auto’s, een verkeersbord
aan een vermoedelijk scheef geschopte paal,
daken die heloranje prijken
de straat zwelt op en af,
berken tot lanen herhaalt
dit alles zie ik niet, ik kijk; het is een zekerheid
gevangen in het netvlies terwijl ik bezig ben
te knippen zonder schaartje,
schimmen die staartjes jagen te bedaren
driekwartier op mijn hoofd te staan,
de oren van de kopjes te breken,
schoteltjes thee in te schenken
de slaap laat steeds vaker dromen
over dagen dwalen
alleen weet ik niet welke
er is nog zo veel meer niet te lijmen
laatst in het bos van oeterwale
als kind uit volle borst, de zaal is van mij, in mij
toen ik de som brak om de breuk te helen
vele vele jaren later, zit ik hier beetgaar
neen ik ben geen bekende,
geen bekende ben ik
ik kijk naar buiten en zie mezelf ook niet staan
|