Hoe lang kan breed zijn zonder van vaste vorm
te veranderen? En hoe zie je dat voor je, een soort
lucide engel die – als het licht definitief uitgaat –
transformeert tot blauw fluorescerende zwijgzaamheid?
Kom op zeg, in vierkante adempauzes is het moeizaam
eieren vervoeren. Hink-stap-sprong. En wéér mis.
Boter op het hoofd. Natuurlijk. Om vervolgens kwaad
daglicht te filteren door geheugens boordenvol gaten.
Mooie, ronde bollen gevuld met zachte praat drijven
zoetjes door een ingewikkeld hoofd. Rood zal niet
winnen van wit, o nee. Links, rechts. Links, rechts.
Onverstoorbaar. Strakke lijnen zonder krimp.
En in de verte schemert de lieve vrede. Met twee
wankelwoorden voorsprong bemin ik aarzelend
de doodgewaande deemoed. Het smaakt me best,
maar het kan natuurlijk altijd beter. Misschien.