Kavels en percelen glijden
langs spiegelramen voorbij
diepe gedachten oogstend
in hoofden van pendelaars
die hun idyllische plaatjes
met praatjes op het werk
verkopen als natuurgoed:
zo schoon en wonderbaar.
De boer bemest zijn akker
een zakdoek voor de mond
tegen de stank en vloekt
omwille van treingeraas.