|
Gelukkig ben ik niet kapot te krijgen.
Er is een dichter die ik irriteer,
want mijn reacties wist-ie elke keer,
verwachtend, dat ik op den duur zal zwijgen.
De meeste and're dichters vindt-ie slecht.
- Met name mij: ik denk, dat hij me haat.
De lof aan hem wordt echter niet versmaad.
De man is ijdel op z'n zachtst gezegd.
In hoge mate van zichzelf vervuld,
heeft hij het ietwat moeilijk met m'n woorden.
Ik maak me niet zo druk: ik heb geduld.
Al is m'n wens, dat hij zich koest houdt, groot,
ik doe geen moeite: 'k zal 'm niet vermoorden
en wacht gerust: hij gaat vanzelf wel dood.
|