|
Kom tot mij als een zonnedroom
en ik zal de nacht versluiten.
Verbreed in mij de levenszoom,
laat in mij al je vruchten smaken.
Voel aan mij op de nevelbank
hunkerend naar je ademwind.
Zing in mij de dromenklank,
zing in mij mijn zonnekind.
Droom van zoete zevendagen,
droom van nachtelijk gekreet
dat wij in maanlicht slaken,
zonder kooien en zonder leed.
|