Zand vliegt op tot torenhoog in de lucht
verspreid in kleine delen en wederdalend
het gespiegelde vlak bedekt door korrels
die in de stroming meegesleurd worden
en die de woeste waterzee stormend naderen
Tot kleine hoopjes schouderzand vervormd
en in mijn pijnlijke ogen uitgestrooid
zo doorploeter ik verder de woestenij
samen met het hoge gekrijs van meeuwen
alsof die me zouden willen waarschuwen
Voor sprekende stenen, vol van verdrongen
herinneringen en zwarte mijmeringen
alsof enkel de gespikkeld grijze steen
van de klaagmuur, in stiekem stilzwijgen
is gehuld en het weigert het uit te spreken