Jacob en de manager
Jacob keek rond in de aankomsthal, maar kon zijn gastheer niet ontwaren. Er was wel een zwaar bebaarde man in een morsige soutane en een vettig kalotje op het hoofd.
Deze zag hem en hief loom een zegenende hand op. ‘Vrede zij met u.’
Jacob herkende de stem, zij het niet met die zalvende ondertoon. ‘Hi, Iggy. Wat zie jij er uit.’
‘Geleend van de abt. Lag ergens in de bezemkast. En de kloostergrimeur kan het ook nog heel goed. Komt van het toneel. Kan daar heel smakelijk over vertellen.’
Jacob keek naar beneden. ‘Je bent je schoenen vergeten te wisselen. Prada. State of the art.’
Ignatius keek ook omlaag. ‘Verdomd. Ik bedoel potverdorie. Vergeten. Van het laatste feest. Zitten heel makkelijk. Vandaar. Beter dan die dingen met grote gespen en zonder binnenwerk. Krijg je platvoeten van.’
Hij keek even naar Jacob. ‘Ah. Rugzakje. Kunnen we gaan.’
Ze liepen naar buiten, waar een grote SUV op een verboden plaats stond.
Jacob keek de priester aan. ’Nee hè?’
Die haalde de schouders op. ‘Jij weet niet hoe het hier ’s winters is. Sneeuwruimen is een onbekende luxe, waar wij zitten. En er kan van alles in.’
Jacob deed de deur open, voelde even en gooide de deur weer dicht. ‘Solide. Om niet te zeggen zwaar gepantserd.’
‘Jij weet niet hoe koud ...’
‘Hou maar op. Bullshit. Ik kom hier niet voor het eerst.’
Ignatius haalde de schouders op. ‘Genoeg prietpraat. We gaan.’
Hij gaf Jacob het sleuteltje. ‘Rij jij maar. Valt minder op dan een priester.’
Jacob keek even naar het stuur en het dashboard.
‘Het is een automaat, dus dat kun jij zelfs wel.’
Het was waar. Jacob was geen begenadigd chauffeur.
Hij draaide het sleuteltje een kwart slag. Op her dashboard sprong een weelde aan lichtjes aan. Hij wees er naar één. ‘Wat is dit? Een klein geweertje?’
‘Niet zeuren. Je weet maar nooit.’
Jacob liet het maar. Hij draaide de sleutel door en startte. Een gebrul als van een barende leeuw denderde over de parkeerplaats.
‘Is dat om niet op te vallen.’
‘Ach, laat een oude geestelijke ook zijn pleziertje. Come on, man. Go!!!’
Jacob reed de luchthaven af en de autoweg op.’Waarheen? Plzeň?’
‘Ja, tot Beroun. En dan Křivoklát.’
Zo gezegd, zo gedaan. Jacob ging na een kwartier de autoweg af en het stadje in. Bij een kruising zag hij de naam ven de bestemming.’
‘Zeg, Iggy?’
‘Ja, Jacob.’
‘We gaan toch niet naar een slot? Er staat een bordje onder met een kasteeltje.’
‘Niet zeuren. Rijden. Steeds de Berounka volgen.’
‘Mooie rivier.’
‘We zijn hier niet voor toeristische doeleinden. Je moet opschieten.’
Iggy’s toon was veranderd. Hij keek voortdurend om zich heen en achter zich.
Plotseling trok hij wat ritsen los en deed de soutane over hoofd.
Daaronder was hij in battledress. Een vervaarlijk pistool hing aan zijn zijde. Hij trok het dashboardkastje open en pakte een kleine Browning.’Hier. Voor het geval...’.
Hij keek gespannen naar voren. ‘Even rustig. Je moet... ja, hier. Er af. Snel en naar boven. Achter die schuur.’
Jacob gierde en slipte naar boven. Ze stapten uit en keken naar beneden. Daar tufte een oude Lada langs, die doorreed.
‘Ah. Just a fucking farmer.’ Iggy was van veel beschavingsmarkten thuis.
Hij sloeg de toch ietwat ontdane Jacob op de schouder.
‘Kom kerel, we gaan maar weer eens. Er wordt op ons gewacht. Ben ik bang.’
Hij pakte de mobiel. ‘Hi, John. I’m on my way.
‘Who’s John?’
‘Someone who knows about relations. And how to run them.’
‘Are you clairvoyant?’
‘Helderziend? Enigszins. Een van de voordelen van mijn roeping. Maar vooral wantrouwend. Bij jou weet je het maar nooit. Toen ik je hoorde vragen naar het Kinderheim... And after all, I am the Manager Exterior Relations.’
Hij liet in het midden met wie of wat.
‘Kom kerel, we gaan verder. Er wordt op ons gewacht.’
h.
(die het niet kon laten er toch maar weer een te sturen).