|
Ze lachte in een bruin café.
Een gast riep echter luid:
'Je hebt je rare smoel niet mee:
je wordt beslist geen bruid!'
Ze voelde zich bijzonder rot.
D'r gulle lach verdween.
Ze lamenteerde kei en bot,
want klaagde steen en been.
De barman tapte haar een mop
waarvan ze zeer genoot.
D'r pestbui klaarde spoedig op.
Ze lachte zich zelfs dood.
Ze liet het leven met een lach
en werd naar 't graf gedragen.
- Alwaar ze graag vertoeven mag,
want niemand hoort 'r klagen.
Op 't kerkhof heerst een goede geest.
Dit kan men niet bekijven,
daar velen die er zijn geweest,
er komen en er blijven.
|