|
De kennelwerker moet naar Londen gaan:
hij zal kanaries in de Zoo ontluizen.
Dat vindt-ie beter werk; hij gaat verhuizen
voor 'n luizenbaantje na z'n hondenbaan.
De militair wordt in de oorlog bang.
Vertwijfeld denkt-ie: 'Doe ik hier wel goed aan?
- Want welbeschouwd besta ik van een bloedbaan!'
Hij werkt wel kort, maar tevens levenslang.
De imker is tevreden met z'n bijbaan.
De jager, machinist en skidocent
genieten van hun kogel-, spoor- en glijbaan.
Verschil in arbeidsvreugde is heel groot:
de een is met z'n vak immens content,
de ander baalt ervan en werkt zich dood.
|