|
Marsmuziek
U moet ophouden zich hier te verpozen. Er kan geen plaats zijn op de weg. Ik smeek het u: gaat u hier vandaan, anders moet ik u arresteren. U kunt zitten beneden op het gras; gemakkelijk in een wilgeboom. Heel goed kunt u van daaruit het orkest zien paraderen.
Zij lopen martiaal, nietwaar. Maar zij weten absoluut niet waarheen. U houdt van muziek? U bent natuurlijk niet verplicht naar hen te luisteren. Zelfs niet om hen aan te horen; want instrumenten heeft het orkest niet, al denken de muzikanten dat ze instrumenten hebben, haha! Ze bewegen slechts hun vingers en handen in de vrije lucht. Maar hun fraaie uniformen vergoeden veel. Een oogverblindende show geven zij ten beste. Misschien ga ikzelf straks wel voorop lopen, met het roodwitzwarte vaandel van de oorlog vooraan.
In de stad
Ik loop in de stad, en wandel op een winkelboulevard. Straattegels van een meter in het vierkant vindt men hier niet; slechts ovale regenplassen waarin felwitte wolken weerspiegeld zijn, welke door haastige voetgangers automatisch vermeden worden.
Sommige voorbijgangers lijken ineens vijftig centimeter opzij te springen – páts, als ik passeer. Maar dat moet gezichtsbedrog zijn.
Alle ingangen van de winkels, met grijze plavuizen bekleed, staan wijd open. Lampjes branden daar bijna niet, zodat het lijkt of het binnen verdwaalde
zonlicht zwart is drooggekookt.
Dat geeft voldoende zekerheid om er een blik in te werpen. – AHA! – Ik kan evenwel niets van mijn gading ontdekken en steek stiekem een kalender in mijn zak.
Gelukt. Buiten op straat kijken alle mensen mij na. Ze verdringen zich zó naast elkaar, dat er nauwelijks ruimte zit tussen hun gezichten. Met hun grote
pannekoek-ogen grijnzen ze mij aan. Op hun hoofden dragen zij rare plukjes haar.
– Wat is er aan mij te zien! roep ik luid. Ik ben het immers niet, die jullie zoeken. Laat mij door, want nog maar één dag heb ik om na te denken. Dat zag ik op de kalender. –
|