|
In de immateriƫle moderne:
totaal geen gedurig glas
als autonome massa-mogelijkheid,
afgescheiden van de winkelruit
en in de materiƫle wereld.
Als denken in de liefdesmachine,
de concrete zelfstandige winkelruit,
doorzichtig als etalage -
bovenste en onderste gescheiden:
zij, de bruid, hangend aan de kooi.
Willekeurig aan een marmeren kruis:
de hangende, hitsige figuur
dat het komeetachtige staartje verliest
in de koraalrode lichtbundel:
de archeologische of absurde ruimte!
Aan de horizon hangt toch het "bruidsgewaad"
en filmisch verwisselt ze de vleeskleurige
liefdesbenzine in de groenzwemmende
of de kluchtende kobold:
de vermomde ziel van de kunstenaar.
|