|
De toekomst der Religie
De ontuchtige jezusbidder in donkergrijze domineespantalon
met een schemerlamp die de duisternis omvat bij het glimmen van de
slijtende grijzen rond de heup wrijft bij komende plechtigheid zijn
handen stuk om blind de vlekken aan het glas-in-lood weer eens dood te
wijzen.
Want wat is de waarheid omtrent de Roomsen en de rest die deze
poppenkast in ere houden?
Een religie zonder toekomst wordt gesponsord door een viezevette
luizentroep!
Maar o, ik zou een hooglied willen zingen in een herenoverjas.
Solitair, in mijn uitkijkpost, tussen steeds verder slinkende
wolken.
Een hooglied van zeepsop en surrogaat-whiskey om dat tanende
geluksgevoel voorgoed in de wacht te slepen.
Dus gegroet o diafane bewolking, die helder als moedermelk, zwevend
boven de taartjeshof, de bijbelvaste middagkoepel bevat.
Met gratis tafelpapier voor rozeglimmend bakkersglazuur op
een overwaaiende luchtballon.
Driewerf deze dag die ik prijs als elektrisch aangedreven
wonderverveling!
Toch acht ik mijn eigen lichtflitsen genoeglijker.
En niet minder odorant. Met het gevoel niet alléén de schuld van de
mislukte voorjaarssoep te zijn.
Maar als de avond dan overkomt...
Met de televisiedominee die wekelijks uitdraagt: "De mens beschrijft zijn
eigen gedicht door te leven. Hij motiveert gedachten, vensters, gashouders
en visioenen." pjóeffff!
Dan betekent dat voor gestrengen niets dan ijdelheid...
En is de kans vergroot dat ons sterven er verschijnt als uitvinding van
de paus in Rome.
(Men ziet maar weer wat voor uitvluchten men verzint voor dat
nieuw op te richten Sodom en Gomorra met een stichtingsoorkonde).
Ze beweren immers de neergang van eendaagse afvalligheid te hebben
verzwegen.
Maar: óf het schilderij daalt neer in de zinderende zoutbak onder
hun ogen, óf het verdwijnt spoorloos in de collectezakken dezer valse
profeten.
Is alcoholisch welbevinden dan nog meer dan het armgedraai van de
zon, een cynische getuige?
Laat mij het stof der paneelzetting dan maar verder in de kansel
etsen!
Net als Noach die, vijfhonderd jaar oud geworden, nog drie zonen
verwekte.
De tijd is op den duur de enige die niet verdwijnt.
Niet de tijd, nee. Maar wel de mensheid, à capella, de moederkloek,
het nablinken, de gevangenis en de gelovigen.
En zonder de hoogmoed van een armzalige mijter; een
bedrijfspet die hevig wierokend de lakens uitdeelt.
In het groot gaat het namelijk net zo.
Want oud is slechts een scheur in de sarcastische trombones
der machthebbers.
Zonder vlieshemel geen gnosticus, is hun credo...
"Doet u maar mij een godenzoon".
Bijbels machtsvertoon weerspreken zij niet.
Dan zou het lijken of in de mond van zulke gelovigen geen leugen
gebarsten is in de geradbraakte rammelkast der wereldgeschiedenis,
en al dat geheiligde paars gedeeltelijk gratis was, en niet meer
van enige genadekleur.
Aldus wordt de spiegel der verboden hoogmoed weer stinkend
beademd.
Tot er onherstelbaar de weerwolf in zit.
Alsof hen zelf niet het mottige oordeel van hun beoordelaars
te wachten stond...
Alsof zijzelf het niet waren die hun tanden lieten verrotten...
Alsof z i j z e l f "Onberispelijk" zouden zijn!
|