|
De deur die open staat is witter dan ik dacht.
Het bed gebogen, alsof mijn welkom groter is
dan binnen en buig de lakens terug in tijd. Ik ben
je kwijt al voor de deur en witter ook, veel witter
dan de lakens die 'nagenoeg' geen kreukels zien.
Iets van kleur valt op je haren. Het mag doorzichtig
zijn. Het vale zwarte overheerst en valt nog steeds,
verstreept het witte langs je heen. Het staat je goed
net als 't lachen van voor ik binnenkwam en jij zo
bleek de deur met welkom steil naar boven nam.
Ik sla de lakens weer naar hier. Je hand valt weg
en streept patronen in het vlakke licht als morse op de
vloer. Ik lees je boodschap in een eigen taal en schrijf
je terug. Ik huil nog voor de wagens die, op strakke kaarten
afscheid verder dragen dan welkom is geweest.
|