De boze geest gaat, staat
houdt vast, knalt onderuit
kruipt onderhuids, wurgt
degene die om hulp smeekt
in mij huist een beest
dat zich volvreet,
gulzig van mijn gedachten eet
dringt door tot op het bot
noemt zich duivel en God
hoe ik ook vecht, vlucht
in tranenvloed verzucht
het zal nooit verdwijnen
zolang mijn vijand
het beest is dat Leven heet.