De boom
Kou in mijn botten
een rammelend karkas
dat ooit toch begeerlijk
en sexy was
troebele ogen achter glazen
badend in meren van tranen
kalende kruin rondom grijzend haar
restant van eens zwierige manen
het vuur is gedoofd verstomd
het applaus enkel dovemans oren
kunnen het langzaam naderen van
de slotakkoorden horen
De boom moet gerooid, zijn stam is gespleten
slijp de bijlen en hak onttakel hem tak voor tak
maak van ‘t knoestig eikenhout
mijn allerlaatste pak
Gerry Pit-Kortleven
11-11-09