mijn haven is een pleisterplaats
voor traagheid, voor de logge
schepen en de Schelde zelf een
blinkend pad dat kronkelt langs
haar lage landerijen en de dijken
hoeven slechts het springtij t'rug
naar zee te laten streven, hier is
geen mond meer die haar brakke
water lust, enkel nog wat oudere
grachten, ze liggen talrijk onder
grond te wachten op een metro
koker, het graafwerk en de tram
wij raken hier altijd doorweekt
door regen, en de klei houdt alle
botten vast, 't slijk blijft eerloos
kleven aan mijn landerigheid met
bruine vegen, maar zelfs de zee
heeft, lang geleden dit land gekust
de walvis ooit nog vaart gekregen
hij zocht toen landinwaarts
zijn laatste rust
.