Ik las een gedicht van een dode schrijver
Sloeg een bladzijde om
En schrok:
Opeens stond daar uw naam.
Zit ge ergens dwaas te grijnzen om mijn verbazing
Een slechtgerolde, reeds uitgedoofde sigaret
Achteloos bengelend tussen wijs- en middelvinger
En dan: uw kakelende monkellach.
Ge snuift nog eens na en verdwijnt dan weer –
Het hoekje om.