Regen
Het regende. Frits en Kees zaten nondescript naar buiten te kijken.
‘Het regent’, zei Kees.
Frits knikte. ‘Ja, en hard ook. Dat vraagt om sterke drank.’
‘Goed idee. Ik haal wel wat.’
Langzame teugjes.
‘Wat vind jij van het leven, Kees.’
‘Interrationeel, bedoel je?’
Frits moest even nadenken. ‘Ik geloof het niet.’ Hij zweeg even.’Nee, ik heb wat anders voor de geest. Maar dat heb ik niet zo een twee drie paraat.’
‘Komt zo wel, Frits. Zullen we een potje?’
Op het tafeltje stonden de schaakstukken in een houten doosje en een bord. Langzaam zetten de mannen de stukken te bestemder openingsplaats.
‘Ik neem wit’, zei Kees, en deed de eerste zet. De komende zetten was het nog onduidelijk welke kant het kon opgaan. Toen zette Kees de loper.
‘Nee. hè, niet weer Spaans.’
‘Jawel. Ik heb wat nieuws.’
De deurbel klingelde. Er kwam een levensgrote dame binnen. Schaal anderhalf op een. Ze schudde haar papaplu uit en nam plaats aan het belendende tafeltje. Ze stak een vinger op naar de baas, die knikte en met een glas witte wijn aankwam.
‘Zo, Machteld. Vrij vandaag?’
‘Nee. Maar ik had er genoeg van. Ze moeten maar zien hoe ze het teringding naar bed krijgen. Ik ben er effe niet.’
Machteld vervolgde. ‘Hij mot er vandaag uit, maar er klopt natuurlijk nergens ene moer van. Klootzakken. Of kutten, al naar gelang.’
Dit alles in Hoog-Aerdenhouts met een onderhuids grachtentintje.
De mannen knikten niet-begrijpend en speelden zoetjes door. Tot Kees zijn loper naar b4 bracht. De dame tuttutte. ‘Niet doen.’
Kees keek verstoord op, maar de dame negeerde het. Ze stond op, duwde Kees opzij en begon in hoog tempo de stukken te verzetten. Ze mummelde even. ‘Ja, zo naar h6. Precies. En deze naar c5.’
Tikektikketak. Lopers en dames vlogen over het bord. ‘Zo, die staat mat. Gefeliciteerd.’
Het was de heren niet duidelijk wie van hen de gelukwensen moest krijgen. Ze schoven het bord terzijde en staken de bekende twee vingers op naar de waard, maar die stond al klaar naast hen.
‘Die betaal ik’, zei de vrouw martiaal.
De waard schudde het hoofd. ‘Niet doen Machteld. Daar kunnen mannen niet tegen.’
‘Nou, dat is juist goed voor ze.’
‘Machteld!”, zei de waard.
‘OK OK. Jij je zin. Schrijf die twee dan maar op mijn rekening.’ Ze wees op de glaasjes die nog halfvol op tafel stonden. Ze lieten het maar lopen.
De dame schikte haar mantelpak en wendde zich naar de twee mannen. ‘Ik heet Machteld, heren.’
Dat hadden de heren al begrepen, zeiden ze. Maar ze wilden toch wat meer terug doen, omdat de kroegmores dat vereisen bij verstrekking van gratis drank door derden. Dus vervolgden ze: ‘Aangenaam.’
Hier moest Machteld hartelijk om lachen. ‘Wanneer zijn jullie van huis gegaan. Dat zegt men tegenwoordig niet meer.’
‘Wat dan?’, vroegen de heren.
‘Hoe maakt u het’, zei Machteld.
‘Is hoi ook goed?’vroeg Frits.
Ergens klonk een misthoorn. Dat was Machteld die lachte.
Kees wees op Frits en Frits wees op Kees. ‘Frits’ en ‘Kees’, zeiden ze unisoon.
Ze keek de twee mannen eens goed aan en mompelde weer wat in zichzelf. Een vorm van interne samenspraak.
Ze stond op en keek naar buiten. ‘Het is droog. Dag heren. Dank u voor een welbesteed uur.’
Het belletje viel bijkans van de deur af, toen ze die dichtknalde.
Frits en Kees keken de waard aan. ‘Wie is dat?’
‘MM’
De heren bleven vragend kijken.
‘Mighty Machteld. Hoofdredacteur van TERZIJDE.’ Je hoorde de hoofdletters.
‘Ze schrijft iedereen het graf in.’
Het zei de mannen niets. De waard vervolgde: ‘Zo’n eigentijds damesblad. Voor opstandige en vooral veeleisende vrouwen. Ernstig intellectueel. Koop ‘m maar. Jullie staan misschien wel in het volgende nummer.’
Frits sloeg zich voor het hoofd. ‘Ik heb het.’
‘Wat heb je, Frits?’
‘Ik bedoelde interrelationeel.’
hendrik