|
Rampspoed
Tot aan de deuren triomfeert water,
Langs blubberige bomen krult vuil.
Ik durf mijn deur niet meer te sluiten. –
Voorlangs snelt 'n roeiboot met magere mannen.
Hun gezichten zwart, zo zwart als rot fruit.
De grachtpanden hier tegenover wankelen.
Ik zie hun ramen barsten als kristal,
van zwart naar wit, vitrages bollen buiten,
en bange bavianen vluchten naar het dak.
Vlak over de brug steekt de bliksem
een etalage van fietsen in brand,
waardoor de honden argwanend alarm slaan.
– Hoor de natuurlijke echo der dieren!
Een draaiende estafette van geblaf
hangt als een spakenwiel boven de stad.
|