Omdat de voorspellingen mij niet tot een huldestemming brachten had ik een rugzak volgepropt met schipperstruien, windjacks en neusspray’s. Ik had beter een sterke desinfectant en het Friese woordenboek kunnen meenemen bleek later.
Om 6 uur in de ochtend werd ik opgehaald door een collega die daarna de hele heenreis onophoudelijk heeft gesproken over het weer, de inhoud van zijn koelkast, vreemde benzinepompen op zijn tomtom en discutabele reisjes naar de meest lugubere landen. De andere medepassagier, voorgesteld als "de zwager", heeft slechts neeknikkend de verhalen beaamt. Dit moet ik nog checken bij Peter R de Vries.
Uiteindelijk zijn wij om kwart over 8 uit de haven van Harlingen verstrokken. Er stonden heerlijke broodjes klaar en een dienblad vol goddelijke pieren en zagers, die volgens 'de zwager' een 100% vangkans hadden en dat hebben we gezien!
De ankerplaats lag netjes tussen de route Vlieland-Harlingen zodat we tussen de driehonderd golven van Ferry’s soms een minuut over hielden om te vissen. De eerste keer werpen was even wennen maar daarna hadden we het onder controle. Een collega daarentegen wierp vaak, hard en dermate ongecontroleerd dat we hem een tomtom gaven. Bij sommige uitzwaaien van bewust persoon vlogen de stukken pier ons om de oren en de meeste pieren waren allang blij dat ze van zijn haakje af waren Vangst: 300 kilo wier, 25 krabben met een identiteitscrisis en 2 scholletjes met een vreselijk ondergewicht.
Rond vier uur waren we weer aan wal en al schommelend van de zeebenen zijn we huiswaarts gekeerd. Op de terugweg droomde ik van een wild gevecht met een Orka terwijl de zwager een polonaise liep met een paar dronken pieren.
Ik overweeg een LOI cursus zeevissen. Dat zal ze leren.