|
Jakob Meyer stond naakt voor
het open raam beneden, op straat, bruiste het van leven in de hotelkamer,
achter hem, was de dood
als een slang lag het opgerold op het hoofdkussen
wachtend
het feest van zijn zevenentwintigste
verjaardag zijn trouwdag en toevalligerwijs de datum
waarop zijn tweede kind geboren zou worden
de vraag maakte plaats voor het observeren
van een vallende druppel speeksel dat met een tik het trottoir raakte
duizend stemmen door zijn hoofd echo's door ruïnes van wat was enkel naam, geslacht en leeftijd als zerken in de tuin van het huis waar niemand meer woont
de kamer scheurde open been en brandend haar
in de kamer, onder de kamer
waarin hij stond gromde het geluid van een stofzuiger
Twee maanden terug zat Jakob
aan de keukentafel thuis in Nederland. met een dolle stier in zijn hoofd een glas melk en een bruine boterham met spek
kaken van steen kauwde smakeloos de massa
spoelde weg met melk of pis hij proefde
er niets van.
op tafel een treinticket, goed voor
een enkele reis Parijs
de toekomst een zwart licht duister luchtledig beter dan de confrontatie
de dag dat hij zijn plaats in de hemel verspeeldzijn naam uit het Book of Life geschrapt
|