Ik dwing mezelf langs de rand
te rennen –
hoogst hoger hoogtevrees
vreet aan mijn kloppend hart
- hoor je me al naast je lopen?
Want ik beloofde je
te volgen tot het wereldeinde
en samen naar beneden te klimmen
lager en lager.
Je hand sloeg tussen de ribben
en ik snakte naar adem
om jou
door jou.
Ik hekel je en heb je lief,
want voor en tegenspoed
telt niet met een barstende kogel
in ’t trage brein.
Nog liever ren ik
de afgrond in
voor de trein.