ziedend snijdt hij een ornaat
verdreven zoals hij ooit eens was
bloedt hij maagdelijk groener gras
pompend één ritme uit zijn haat
als al zijn adem is verstokt
en hij ontspiegelt zijn gezicht
beeld hij verbloedend dit gedicht
in een kort vierkwartsmaat geblokt
een hulde als het lichaam leegt
hij middels tot zijn middel gaat
grootmatig zakt in een spagaat
die duwend de ontsporen veegt
pragritmisch lacht hij een gelaat
helaas driekwarts, zich uit de naad