Hij staat er weer
van voor het raam naar
erachter. Stervend binnengedrongen
met zijn dreinende takken vol verlichting
waarbij niet te lezen valt. Natuur
die de kluit belazert, protserig versierd
en aan zijn namaakvoeten lukt het maar niet
kind noch kat noch kraai te kruisigen
Ach, leefde ik maar in het tijdperk
van de wolharige mammoet
of tezamen met wat protozoïsche eukaryoten
dan kon ik zo rond het laatste uur van het eerste grote uitsterven
mijn eigen god en wederopstanding kiezen
Nu krab ik morgenochtend de moskorst uit mijn ogen
en vraag mij af welke zin
groeien heeft