Opa de dief
- Opa?
- Mmmm?
- Opa!!! Je zit te slapen.
- Nee hoor, Klaartje. Ik zat alleen een beetje...
- ...met je ogen dicht. Ja hoor.
Mag ik alsjeblieft. Het is warm hier in de keuken, de tafel is net leeggeruimd en ik heb een cognacje genomen. Het kind had eigenlijk allang op bed moeten liggen. Maar dat maken ze tegenwoordig zelf wel uit. Maar goed, ik ben weer wakker. Althans, ik heb de ogen open.
- Zeg maar wat je wilde weten.
- Nou, wat jij vroeger gedaan hebt.
Tjesses, ze wil m'n levensverhaal.
- Hoe bedoel je dat?
- Nou, je werk.
Dat scheelt weinig met the story of my life. Ik ben nu wel klaarwakker. Werk. Loopbaan. Soms zelfs de aanzet tot carrière. Maar om te zeggen een levensvervulling.... nee.
- Ik verkocht dingen.
- Is dat moeilijk?
- Nee, valt wel mee.
- Was het eerlijk werk?
Ha. Nu komen we aan de existentialistische vragen. Nou kind, ik kan je bedienen. Het antwoord is: neen. Handel is gelegaliseerde diefstal. Maar ik zal deze maar bewaren tot ze volwassen is. Nu even niet.
- Eerlijk? Gawel.
- Opa, je bent nog steeds niet goed wakker. Het is: gaat wel !
- Ja Klaartje, neem me niet kwalijk. Gaat wel.
- Wilden de mensen jouw dingen hebben?
Daar heeft men weer zoiets. Nee, natuurlijk wilden de mensen dat niet. Die wilden er op los leven in de zon op een cruiser in opwindend gezelschap. Ik had alleen maar te bieden, wat ze konden betalen. En in die jaren was dat niet zo veel. Maar ze moesten eten om in leven te blijven.
- Ja, die kochten ze wel.
- Omdat jij dat zei?
Nou, in zekere zin. Het moest natuurlijk wel te vreten zijn.
- Ja, eigenlijk wel. Maar ik praatte niet zelf met ze.
- Je bedoelt, dat je dat iemand op de TV liet zeggen.
Een scherp gevoel voor mediagebruik.
- Nee, toen nog niet. Ik schreef het in de krant.
- Dan waren die mensen toch gek. Een krantenmeneer die zegt...
- Nou, soms zette ik er mijn foto bij.
- En hielp dat?
Nou zeg, zo'n rotkop had ik nou ook weer niet. Maar ze laat het lopen, met haar scherp gevoel voor neteligheden.
- Was jij hoog, opa?
- Een beetje.
- Vond je dat leuk?
- Nee. Ik werd er doodziek van. En oma had er ook genoeg van. Die is toen vertrokken.
- Naar Pinda?
- Ja, naar Pinda. Toen heb ik de VUT uitgevonden. Want jij zat er aan te komen. Dus toen heb ik bloemen gekregen, een toespraak en een horloge.
- En nou ben je hier. Met mij.
- Ja, nu ben ik hier met jou. Wil jij een kopje warme chocolademelk?
- Jakkie nee, opa. Geef mij maar een cola. Met een tic.
Ze bedoelt een taartje. Haar grapje.
Hendrik