Het is wel mooi. Spijbelend reed ik
het bos in en nu kijk ik naar de bomen.
Ik luister naar een weekje mail dat
razend in het oor springt.
Het "schat" klinkt even rauw en cynisch
als een halve eeuw geleden, om één uur
was dat. Er kwam, zo werd beweerd, een
engel op mijn pad. Wat heet!
Ik heb haar weggestopt en anderen, krachtiger
met sleutels, sloten in. De waanzin is
vervangen door wat uitgewassen dingen:
Oerolpas, een ingevallen zin.