|
U, dwangmatige dichter gelooft dat u weer het vlammende middelpunt is van uzelf. Alsof u dat ooit was, hah! U beweert dat er schaamte ligt in het andere, terwijl we leven op een satelliet. En zelfs de sterren wentelen in elkaars licht.
Wij worden enkel machteloos meegesleurd in de jetstream van hun echo. Als tollen draaien we om elkaar heen. En in de wenteling van onze as tellen wij winters, tot de laatste lente komt.
Het holle gebaar dat u doet voorkomen als een oerdrang is niets meer dan de kreet van een lafaard. U moet, terwijl geen hond iets hoeft.
|