De mens en z’n beste vriend
Twee donkere, warme ogen
kijken me slechts een microscopische seconde aan
Achterna zitten wat je niet kan bereiken
zijn zowel zijn als mijn bezighoudingen
Hij loopt ernaar toe, ik loop weg
Hij eet, ik word gegeten
Hij slaapt, ik woel
Hij graaft, ik val
Alles wat hij kan, kan ik dubbel zo goed
Toch lijkt hij gelukkiger als hij het doet.
Omdat ik hem benijd
zal hij me proberen op te beuren.
Op zijn manier
Met zijn manier van praten,
zonder woorden,
wel met z’n tong
Als een lik liefde was,
was een woord haat.
Soms vraag ik me af of hij weet
Weet wat ik voel, weet wie ik ben
Meer dan iemand anders
Meer dan mezelf.