Blauw rimpelt zoals het altijd al deed
zonder hulp van buitenaf, daarom
noem ik het wonder. Vader sprak er nog over,
zijn zware arm om mijn schouder, dicht
tegen de berenvacht aan. Een wonder
als dit, behoeft geen uitleg, geen
nodeloos gepalaver. Het kon mij niet
schelen. Ik wou en zou je stem horen
deze dag omstreeks meeuwentijd. Maar
Ik weet dat die kwetterende golven blijven
deinen en dat er morgen nog een morgen schuimt.
Woordenloos strooi ik enkele tarwevlokken
voor mij uit, onder het balkon klinkt alweer onbegrip.