|
Kan iemand uitleggen hoe dit kan bestaan.
Het is een gewone dag in de week, voor je staat een kopje koffie. Je schiet lekker op met de dingen van de dag. Terwijl je werkt klinkt een geruststellend zoemen, de zon schijnt naar binnen, buiten wat spatjes regen. Een scherm en wat knopjes, vingers en ogen, een plaatje, zo hier en daar.
En dan ineens, dan doet-ie het niet meer, druk op de knop, nog een keer, een rammel erop - en daar heb je het dan, het Niets.
Ineens is het op. Gewoon over, uit, leeg en voorbij. Alles weg. En zo dichtbij. Onder je handen voelt het nog warm. Je kunt het aanraken, maar je kan er al niet meer bij. En dat terwijl het een deel van jou was. Zo eigen dat het bijna vàn jou was. Langzaam dringt tot je door wat je allemaal kwijt bent. Het zijn maar kronkels, taal en tekens, maar het was een sleutel tot elkaar. Je kindertjes. Tekst. Het werk van je handen, de vrucht van je gedachten, je gevoelens, je ziel.
Hier zetelde de liefde. Die echte. Je hoofd en je hart.
Weg en leeg want lek geschoten. Een kinkje in de bekabeling. Er sijpelt nog iets door je brein, een beeld achter je ogen en dan is het echt weg. ’Het’ dat iets was. Het iets. Dat niet niets was.
Alleen je vuile handen, die zijn nog van jezelf. Wat flarden en onduidelijke resten. De rest is chemisch afval, in te leveren bij het juiste loket. Nog even werpen de dokteraars zich erop, reconstructie, herscheppen, losse eindjes aan elkaar. Moeilijk werk, maar interessant. Hoe maak je iets van Niets. Waar is de tover zonder de tovenaar. We zijn toch zeker whizz-kids allemaal?
Maar nee. Stuk is stuk. Kapot.
En dan. Er komt een nieuwe. Om jouw werk te doen. Business as usual en waarom ook niet.
Dit is dus Niets.
Heeft er iemand nog iets te zeggen, mind over matter, iets over Niets?
Ja, lach me maar uit. Vergankelijkheid heet dat, wist je dat niet? Stof tot stof. Maar ik denk aan je. Dat kan ik nog doen. En jij, denk jij aan mij? Stof tot nadenken? Liever zou ik je voelen en zien. Het liefst kom ik nu naar je toe. Maar zo werkt het niet. Denken dus maar. Wij moeten wachten, tot de volgende crash?
|