het wijnglas op de tafel tussen omgevallen schalen
(wat zou het heerlijk zijn, stomdronken te slapen,
zien hoe de zon nooit meer opkomt) de fles is leeg
maar er is meer dan enkel droge ogen en de nacht
ze zal verstrijken, wijken voor het krakend licht
ogensplijtend ochtenduur en spijt zal zich spreiden
in de schemer van een veilig huis – onverdund
van alles teveel en veel te weinig van niets