|
Uit “Stadtbibliothek Essen, 5.8.03.(Google)
Op 11 maart 1945 was de stad tenslotte het doel van het verschrikkelijkste bombardement met springladingen dat er in de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden. Rond 1100 bommenwerpers wierpen meer dan 8000 explosieve bommen van het zwaarste kaliber af (tot 11 ton aan toe). Dat de verliezen met 897 doden verhoudingsgewijs laag waren en deze aanval niet de treurige roem kreeg als de vernietiging van Dresden vier weken eerder, komt doordat het stedelijk gebied aan de Ruhr een nog maar voor de helft bewoonde en al meerdere keren omgeploegde puinwoestijn was. In de eerste dagen van april lag heel Essen onder artilleriebeschietingen. Witte vlaggen werden klaargelegd.
Op 7 april drongen VS-troepen het noorden van Essen binnen. Op 10 april werd de binnenstad zonder gevechten bezet. Soldaten en buitenlandse arbeiders plunderden de stad.
Ik had de pech daar als zestienjarige dwangarbeider in de open lucht aanwezig te zijn. Hieronder een passage uit mijn boek “Buitenlander in Vijandig Land”
...Wim hield zich met deze zaken niet bezig, hij trachtte in de grond te verdwijnen. Ziek van angst, met zijn jekker over zijn hoofd getrokken, in elkaar gerold als een egel drukte hij zich zo klein mogelijk onder de ijzeren plaat. Weer schokte en golfde de aarde en sloegen honderden, misschien duizenden explosies zijn trommelvliezen bijna kapot. Het regende weer brokstukken van allerlei aard op de plaat boven hem. Het ademen werd hem bijna onmogelijk door het stof en het gruis dat de lucht bezwangerde. Zijn handen waarmee hij de jekker omklemde die hij over zijn hoofd getrokken had deden pijn van het fijne gruis dat met ontzaggelijk geweld door de lucht suisde. Het duizendvoudige fluiten en gieren van de uitgeworpen bommen doorsneed ieder rationeel denken, verlamde elke nog niet gestarte beweging. Dat vreselijke geluid viel samen met de duizendvoudige explosies. Het kon niet uitblijven wist Wim, ieder moment kon de voltreffer het brugje wegvagen. Van hem zou men niets meer terug vinden. Hij bad het simpele gebedje:
" Lieve Heer laat het nou toch ophouwe, ik ben zo bang en het is ook zo lullig voor m'n Moeder als ik niet terug kom Heer, Amen".
Het hield niet op, de puinhopen werden herhaald gebombardeerd. Wat reeds kapot was werd grondiger vernield.
De angst maakte hem bijna gek, er waren momenten dat hij de drang voelde om weg te rennen, maar durfde dat toch niet.
Na enige tijd voelde hij een niet te weerstane behoefte om te slapen. Hij gaf er aan toe, werd volkomen apathies, wist niet meer wie of waar hij was, een griezelige verdoving maakte hem doof en blind voor alles, hij verloor het bewustzijn....
|