(Waarover men niet spreken kan daarover hijgt men beter.)
Met één volle ademteug van twaalf cc
daar slaak je álle woorden mee.
En om je zinnen aan elkaar te krijgen
hoef je alleen maar wat te hijgen
- want hijgen is eigen-lijk het tegendeel van zwijgen –
en stilte blijft de zuiverste onomatopee.
Je i zonder puntje is best OK
- leestekens zucht je toch niet mee,
... alleen een gedachtenstreepje...
dat...smacht je een beetje
- je ideetje is een kreetje,
je grapje is een hapje,
en beetje bij beetje weet je me,
en snáp je me, ...snap je ?! ...
Alle beetjes helpen
- je kan me toch niet stelpen.
Want ik smelt hóe jij me spelt,
hoe jij me wekt,
met je éilandse dialect :
op jouw kofschip meer ik aan.
Een sprookje stook je me,
een gedichtje zwicht je me,
en een resumeetje
maak je me beetje na beetje.
Je kuchje is géén taalfout , nee,
jij hoest : nóóit met “dt”,
je proest : nóg mínder met “dt”,
en jij splitst géén zucht in twee :
“o”... “O!”... is O2
- zuurstof van gesprek
... óf “nijpend plaatsgebrek” :
álles tússen de regels én ín de O T T,
maar de toon telt mee
in het Groot Dictee
-doch nul op tien is “O!” op tien,
dat laat jij me vast morgen zien !
Want elk woord lijkt tweedehands
in je Algemene Tederlands.
Nu snel je lesje dreunen,....
morgen spreken we in de “Taal der Kreunen” !