Muur
Ik sta nu voor een grens. Of misschien beter een muur. Daar kun je overheen of je kunt de deur gebruiken, die op een kier staat.
Wat gebeurt er als ik er overheen klim. Dat is een hele inspanning en als je er overheen bent kun je moeilijk terug, want aan de andere kant zijn de stenen glad. Dat weet ik. Daar heb ik over gelezen. Ik heb ook gelezen dat het daar achter best leuk kan zijn, als je de ontwikkelingen maar in de hand houdt. Soms wil je dan ook niet meer terug.
Maar later, als blijkt dat het toch tegenvalt, sta je daar, machteloos, overgeven aan de onbeheersbare situatie. Die van verantwoordelijkheid. Soms ook machteloosheid. Of in uiterste instantie, liefde. En daar is geen kruid tegen gewassen, hoewel dat achter de muur uitbundig groeit. Maar het werkt niet. De ontwikkeklingen zijn niet meer tegen te houden. Opwindend, dat wel. Zelfs meeslepend. Maar alles went en wat dan. Dan is er weer die muur, maar de routine heeft slijtend gewerkt en er is geen terug.
Dus bezien we de deur-optie. Door de muur, zogezegd. Je beziet het landschap en er is zelfs een horizon. Dus desgewenst is er een eind aan, als je dat zou willen. Of moeten, want er is een grens aan wat een mens kan verdragen.
Maar deze optie geeft de kans om voorzichtig te verkennen. Wat je te wachten staat. Als je zou willen, want bedachtzaamheid is hier het motto. Zelbescherming.
En dan: Gossie, dat ziet er leuk uit. Ook helemaal niet opdringerig. Vriendelijk afwachtend. De beslissing is aan jou en geen toestanden als je afwijst. Alles bijeen genomen is dat ook het beste, als je nog zelfrespect hebt.
Je geeft een fooi en gaat terug door de deur. Wel opschieten, want je ziet dat de opening steeds kleiner wordt. Maar gelukkig, je haalt het. Je zwaait nog even en zegt ‘nou, het beste dan maar.’
Je kunt weer terug naar de woestijn.
Hendrik