Het is een sterfdag slechts voor wie de stilte niet verdragen kan.
Men ziet de jubilaris dwalen aan de overkant. Een man
die zwijgend tot het tal van dwaze stemmen
een woord van stilte richt.
Allen zijn dichters zonder kop, velen zijn vrouw
hun ledematen ook ontdaan van romp.
Hoe wonderlijk zij niet te min
toch in de branding blootsvoets naast hun schoenen staan.
Onschuldig als de zachte golfslag die met onbeschoeide voeten speelt
de hakken dieper doet verzanden.
Onder het zand is hij te voet.
Hoe mooi het dichten hem voor ogen stond
de speelse pennenvruchten vloeiend neergestreken op het grijs verstofte schrift voordat
het leven als een dichtaderlijke bloeding -
hem woordloos door de vingers liep.
Want men kan spreken van succes in sterven
als van het recht te zwijgen en er niet meer toe te doen.
Er is verdriet omdat het laatste woord
terecht naar de verliezer gaat.