het zijn de uitgestrekte velden
rood plakkaat dat langs mijn haren
waait en gele voorovergebogen mannen
die de grond bewerken
bergen groen en witte sneeuw
waar goud uit water gewonnen wordt,
de wagens smeert en
dure vrouwen patrones omstrengelen
versnuiven zij de lijn in gluipend vuur
het rood in de ogen van ontheemde
kinderen
schaars langs de kant met baggervoeten
de geopende hand gericht op god