|
windbuks
hij blaft wanneer de nacht de stilte dreigt te grijpen
geen hond die er naar fluit, hij doet gewoon z’n plicht
zwaait vooralsnog z’n sikkel naar de maan
drijft wolken op stapel en zet z’n valse tanden in de lucht
welke wolf durft nog te dromen van de schaapjes die hij telt
hij hoort ze allen huilen, ruikt het dubbelloops
net als de laatste adem van het aangeschoten hert
de beagles, de zwijnen, alles wilder dan zijn haren en hij
jaagt menig bries de boom in
|