ik wist wel dat het niet het moment was
om het over de blauwe pluisjes te hebben
ze stonden immers op de stoep
van die mannetjes die gemiddeld wat kleiner waren
dan de zielige jongetjes die ik help met oversteken
voor mijn huis
er loopt voor mijn huis een weg met allemaal strepen
ze sprongen allen op de tweede in een rij van vier
diegene die missprongen moesten zoals
heftig werd afgesproken voor mijn huis
het woord zingen
ik hield niet van woorden was meer van strepen
had ook niemand verteld dat de strepen voor mijn huis
zelf gemaakt waren
als ze vroegen naar mijn beroep in de stad
schudde ik zoals altijd wild met mijn armen op en neer
alsof ik wilde zeggen dat mijn beroep zoiets was
als een mislukte vogel spelen in het buurthuis
wat morgen zou worden gesloopt
het was een vogeltje met griep en maffe haartjes
zeiden ze dan
acteren klonk chique vond ik dus dat zei ik dan
en ze bleven nooit lang staan, daar in die stad
ze liepen weg met een gezicht alsof hun
grootouders erfenis in de brand stond
en die waren rijk
ik heette niet vaak blue
maar er kwam zo’n maf mannetje op me af
en slurpte dat zijn mond uit, blue, blue
ze zongen in koor over hun blauwe pluis land
en dat ze daar van hielden maar niet meer terug wilde
ze bleven bij me wonen, ik had toch nog lege kamers
met een hart erin
en elke avond als ik langs de computer liep
hadden ze smiley’s op mijn beeldscherm getekend