|
Het leergierige Heintje vraagt: 'Pap,
wat betekent "vergrotende trap"?'
- En z'n pa zegt: 'Ik zal het verklappen.
Elk bijvoeglijk naamwoord heeft trappen:
een drietal. (Vier minder dan zeven.)
Ik zal je wat voorbeelden geven:
van "fijn" krijg je "fijn, fijner, fijnst"
en "klein" geeft je "klein, kleiner, kleinst".
Hij vervolgt op didactische toon:
'De middelste woorden, m'n zoon,
zijn steeds de vergrotende trappen.'
'Ik kan er de helft maar van snappen,
omdat ik me afvraag,' zegt Hein,
'hoe dat "kleiner" vergrotend kan zijn.'
Daar hij onvrede wenst te bestrijden
gaat Hein in z'n trapauto rijden.
Een brandweervehikeltje is 't.
Heins teleurstelling wijkt nu beslist,
want z'n kar met uitschuifbare ladder
inspireert 'm. Hij voelt zich zelfs gladder
dan alen en roept dan subiet
naar z'n vader, zodra hij hem ziet:
'Kijk m'n ladder eens uitschuiven, pap!
Die is óók een vergrotende trap!'
|