Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Nomanie - (slot)
Geschreven door Henk Gruys Stuur e-mail Alle gedichten bekijken van deze schrijver

                    Nomanie - (slot)


Maar ook dit had geen zin; want ik kon toch nergens duidelijk maken hoe ik verdrietig ik door haar naderende afscheid werd beziggehouden. –
    Ik ontwaakte uit mijn overpeinzingen. "Mijn moeder heb ik al in geen weken gezien," zei ik om mijn neerslachtigheid te doorbreken, en ik probeerde mijn stem zo gewoon mogelijk te laten klinken. "Maar jou zal ze nog wel kennen, denk ik."
    – Ik wist er ook niets meer over te zeggen. Nomanie zweeg als was ze door deze uitspraak verwonderd, maar ook enigszins in twijfel gebracht.

Bij het kleine, lage huisje van mijn moeder kwamen we aan in de middag. Het ligt niet aan een straat, maar aan een zandpad dat geen naam heeft. Ik klopte aan de voordeur, want in een bel is niet voorzien. – Er werd naar verwachting niet opengetrokken. Mijn moeder kan evenwel niet weg zijn; want zij komt niet meer buiten, slecht ter been als zij is.
    Ik liep om het huis heen op het achtererf. De keukendeur was los; ik duwde hem een stukje open en loerde naar binnen, zo voorzichtig of ik indringers wilde betrappen. Het aanrecht stond vol vaatwerk en er hing een weeë vetstank. Zoals gewoonlijk zat alles onder het stof, zoals had ik het vaker had gezien.
    Waar was Nomanie? Geschrokken van dit vreselijke interieur en was zij hals over kop verdwenen? Gevlucht? Wilde zij niets meer te maken hebben met een eenzame en sombere jongeman als ik, die zo'n vreemd mens als moeder had? De gebeurtenissen van de nacht kwamen telkens in mij boven.
    In de huiskamer zonk ik moedeloos in een stoel en legde mijn hoofd op de tafel. Het was doodstil overal; zelfs geen klok tikte. Uiteindelijk stond ik op en ging naar de zijkamer. Daar stond Nomanie voorovergebogen bij de muurkast.
    "Wat een stof hier," zei zij, en ze veegde met een schoenpunt over de vloer. Mijn moeder keerde zich naar mij om. – "Ik zocht daarnet mijn bruine japon," zei zij. "Die moet ik aan als straks de visite komt. Maar ik kan hem niet vinden. Jullie hebben alles door elkaar gesmeten en ik had daar nog zo voor gewaarschuwd!" – "Zij is moe," zei Nomanie. Zij keek aarzelend en peinzend door de kamer, alsof ze een oplossing zocht.
    "We brengen haar beter naar bed."
    "Ik ga niet naar bed," zei mijn moeder beslist. "Slapen ga ik nog niet. Weten jullie wel hoe vroeg het nog is? Zijn jullie wel goed snik? Klaarlichte dag! Aanstonds komt de visite. – Wat denken jullie wel? Ik ben niet kinds of zo! – En jij gaat nu toch niet meer weg?" zei ze tegen mij. "Dat kan niet hoor!"
    Wij brachten haar ondanks luide protesten voorzichtig naar bed, stopten haar in en trokken de overgordijntjes voor de ramen dicht. Hierna gingen Nomanie en ik aan de tafel zitten. De envelop met papieren van een hulporganisatie had ik uit de kast gehaald. Maar ik keek er alleen maar naar en deed ze terug in de envelop, zonder iets te hebben gelezen. Nomanie weet nu alles, bepeinsde ik, alles van mijn situatie, van mijn moeder en ik. Ik ben zo open als een boek.
    Een tijdje zaten zij en ik tegenover elkaar. Toen keek ze mij kort aan, sloeg de ogen neer en zei: "Je zult mijn hulp niet meer nodig hebben, nu alles weer een beetje op orde is. En wordt het tijd dat ik eens vertrek."
    "Maar mag ik dan niet bij je blijven?" vroeg ik. Ongetwijfeld zag zij hoe verslagen ik was door haar afscheid, maar ze stond op, vlijde haar zachte armen geheel om mij heen kuste op mijn wangen, en vervolgde : "Mijn naam is immers Nomanie? De ontkenning zit al in mijn naam: No." Zij lachte flauwtjes. "Voor jou had ik dus beter Sidonie kunnen heten; want in het Italiaans betekent dat ja."
    Maar ik was te treurig om om haar grapje te glimlachen. – Zelfs zij kon dat niet veranderen.

Vlak voor een pannekoekenrestaurant was de bushalte. Een walgelijke lucht van verbrande boter hing als een onheilstijding tussen de gevels. De straat was aan de zijkanten opgebroken en stapels rioolbuizen versperden de doorgang; klanten zouden door stormdalen moeten waden en wallen van zand beklimmen. Geen wonder dat de halte buiten werking was. We liepen door naar de volgende stopplaats.
    Rechts van de weg was een diepe zandkuil. Graafmachines stonden er roerloos aan de kant, als stomme getuigen van een ongeluk ter plaatse. We daalden af en gingen zitten in het droge zand. Ik dacht aan ons samenzijn, vannacht in de bijna donkere kist. Zo dicht als toen kon ik niet meer bij haar zijn. Maar ik wilde mijn neerslachtigheid doorbreken en ik sloeg mijn arm om haar heen.
    Zo zaten we een tijd stil langs de opgebroken straatweg. – Ik zei: "Ik houd van je. Kan ik niet met je mee? Nomanie!.. ik weet niet hoe het verder moet..." Mijn woorden stolden in de onafwendbare treurnis.
    "Ik zou wel bij je willen blijven, heus ik meen het, maar het is onmogelijk. Ik kan dat niet uitleggen, maar het gaat niet; je moet mij geloven. We moeten het niet te moeilijk maken, niet voor jou, niet voor mij, en voor ons beiden..."
    Er moest in het verleden iets gebeurd zijn, iets dat geheim was. Ik had het gevoel dat de onthulling zo persoonlijk op haar betrekking had, en dat haar tragedie zó groot was, dat ik er niet naar mocht vragen.

Zij stond op toen het tijd was en sloeg het zand van haar kleren. "Maar we zien elkaar later toch wel eens weer?" zei zij. "We wonen in dezelfde provincie toch?.."
    – Een rode bus naderde in de verte. Ik had gehoopt dat hij niet zou komen, dat de vervoersmaatschappij failliet was, of dat de straat was opgebroken zodat er helemaal geen verkeer mogelijk was.
    Alsjeblieft chauffeur, doet u of u ons niet heeft opgemerkt en rijd u door!
    Nomanie drukte zich nog even tegen mij aan, gaf twee kussen, en liep naar de halte. De bus naderde grootmonsterlijk en voerde een kussen van warme lucht met zich mee. De geledingen van de smalle toegangsdeuren klapten open. Alleen zij was passagier en zij klom met kleine treedjes de bus in.
    Ze wuifde nog achter een raampje. Ik zag haar gezicht dat voor het eerst toch anders stond dan ik vanmorgen van haar kende; nu opeens heel verdrietig.
    De bus was al verdwenen, toen ik nog nadenkend bij de halte bleef wachten. Net alsof Nomanie spijt zou krijgen en ieder ogenblik kon terugkeren uit de andere richting. Maar ik wist heel goed dat ik haar nooit meer zou zien. – Onze ontmoeting was zo broos en onbestendig gebleken, dat die laatste minuut er eigenlijk weinig meer toe deed. Het leek of zij een droom was geweest en nooit echt had bestaan.
    – Ik kreeg de neiging om recalcitrant om te keren en weg te lopen, – het gaf niet waar naartoe. Weg van alles moest ik nu, weg van hier. iedere willekeurige bestemming zou beter zijn.
    Maar ik ging terug, dwars door de zandwoestenij en over de kapotte steenhopen, terug naar het kleine, stoffige huis, met een gevoel of ik daar nooit meer vandaan zou kunnen komen.



Reactie geven op dit gedicht? Klik hier !


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287