Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
De Vijfde Mei - Afl. 1 van 2
Geschreven door Henk Gruys Stuur e-mail Alle gedichten bekijken van deze schrijver

                    De Vijfde Mei


"Bevrijding" – 'n woord dat levendige gedachten oproept bij hen die de tweede wereldoorlog hebben meegemaakt, ook nu nog. Ik was toen bijna elf jaar.

Toen de bevrijding kwam, had ik die vijf jaar oorlog ondergaan zoals men op die leeftijd alles ondergaat. Met een zekere passiviteit en oppervlakkigheid, maar ook met nieuwsgierigheid, en eigenlijk weinig melancholie.
    Die vijf jaren... De oorlog bleek geen constante opeenvolging van rampen, maar een soort lappendeken van gebeurtenissen, – niet eens veel vaker kwaad dan goed. – Wat ons betrof.
De jaren toen, hoewel soms ingrijpend, kunnen niet los worden gezien van de omstandigheden op de achtergrond die niets met de oorlog te maken hadden, maar het leven mee bepaalden; de gewone dingen, zoals de school, de vriendjes, de ouders, de buren, ooms en tantes en ons oude huis in die smalle, vochtige straat.
    Ik verwonderde mij niet al te veel over de vreemde taferelen die de bezetting soms met zich meebracht. Het dagelijkse leven was in bepaalde opzichten inderdaad nogal bizar, maar op de leeftijd die ik had, leek alles, misschien omdat de ergste verschrikkingen ons bespaard bleven, zich nogal als vanzelfsprekend voor te doen. Veel meer dan de onvermijdelijke ongemakken kregen wij niet te verduren. De oorlog mocht dan elders als een vlammende tornado door Europa trekken; in mijn directe omgeving bleef de schade van de wereldbrand beperkt tot schaarste aan levensbehoeften en hoogstens wat kleine schermutselingen hier en daar. Uiteraard was er bij iedereen bezorgdheid, en onzekerheid en verwarring; – die overigens niet als minste werd gevoed door de meest fantastische vertelsels en geruchten die overal de ronde deden.


5 mei 1945, dat was op een zaterdag, heb ik onlangs nog in een boekje gelezen. Eigenaardig, dat mij juist van dit soort dingen niet veel meer bijstaat. Misschien omdat zo'n geweldige gebeurtenis, die de bevrijding natuurlijk wàs, zich in onze streken wat geleidelijker, minder spectaculair heeft voltrokken dan in andere delen van Nederland; en daarom wat minder indruk heeft gemaakt dan men op het eerste gezicht zou verwachten...

Ik speelde die bewuste zaterdagochtend steeds met schoolvriendjes op straat, dat weet ik nog wel. Hingen er eigenlijk toen al overal roodwitblauwe vlaggen? Bevrijdingsdag, maar de bevrijders waren nog in geen velden of wegen te bekennen, dat staat vast.
    Het weer was niet al te slecht geloof ik; het regende in elk geval niet. Wij, mijn vriendjes en ik, waren uiteraard weer aan het voetballen in de Eemstraat. Met een kaal gesleten tennisbal die daarbij, veronderstel ik, weer hinderlijk vaak over de hekjes de voortuintjes in stuiterde.

Maar terwijl wij steeds achter dat te kleine balletje aan renden, gebeurde er iets in de Eemstraat dat onze aandacht afleidde.
    Er naderde uit de verte een optochtje, een kleine stoet van voornamelijk jonge, maar ook een paar oudere mannen, die voort marcheerden als een soort sportclubje.
    Die mannen zijn làng in mijn herinnering, mager en toch veerkrachtig van gang. Met natuurlijk die vaak verstelde kleren van vijf jaar oorlog en bezetting aan; wij hadden ook niet anders. Het groepje kwam naderbij. "Kom op, mee," fluisterde een van de vriendjes, en nieuwsgierig sloten we ons bij de mannen aan.
    De tocht voerde door verschillende straten, vuil en ordeloos, waarin men nog de afgezaagde stompen van de esdoorns en populieren zag staan, want de stammen en takken waren de afgelopen winter alle in noodkacheltjes opgestookt.
    Wij liepen met de sjofele stoet mee. Maar het gekke zag ik toen pas. Aan het hoofd van het rijtje liep een heel raar iemand. Ik wist absoluut niet wie dat was en mijn metgezelletjes kennelijk ook niet, want die zeiden er niets over, waren opmerkelijk timide, keken alleen maar verwachtingsvol. Was het nu een híj of een zíj die daar ging? Het leek wel iemand uit een circus, met een idiote stekeltjespruik op, oranje. Ik was zo eigenaardig bevangen door het geheel, dat ik niemand iets durfde vragen.
    De groep mannen liep betrekkelijk kalm maar ongeordend achter de voorste figuur aan. Sommigen, zag ik opeens, hadden scharen en keukenmessen bij zich.
    Ik vraag mij nu af: hebben ze nog wat tegen die vreemde figuur vooraan gezegd, misschien het een en ander geroepen? Of toch voornamelijk nors en dreigend gezwegen? – Nee, zij zullen wel gejoeld hebben,denk ik nu, gescholden, luid en baldadig, zwaaiend met de blinkende messen en scharen in de lucht.

Pas een half uur later wist ik zo ongeveer wat dit alles te betekenen had.
De geverfde die voorop liep was een meisje dat de afgelopen tijd met Duitsers was omgegaan.
    En die, nu de bevrijding een feit was, door de mannen van ons dorp was opgehaald; zij werd kaalgeknipt, haar hoofd met loodmenie ingewreven, en triomfantelijk door de straten meegevoerd.

Meerdere malen nog die dag volgden mijn vriendjes en ik een soortgelijke stoet op weg naar het huis van zo'n vrouw. Toeschouwers om ons heen noemden soms een naam: dit is "Jenny" zus of zo meer. – Ik onderging alles tamelijk onverschillig; het was een tijd waarin van alles gebeurde. Ik voelde geen angst, geen medelijden met die vrouwen, ook geen verontwaardiging over hun gedrag, niets eigenlijk. De gebeurtenissen leken logische voorboden van een nieuwe tijd, met een naderende, onontkoombare verandering van heel het leven. Die tegelijk zo onbepaalbaar was dat je er voorlopig niet al te veel ophef over hoefde te maken.
    Soms gingen de mannen mee zo'n huis in en dan hoorde je dat er binnen het een en ander kapotgeslagen werd.
En kijk, ze waren ook naar boven gegaan, in een slaapkamertje. Iemand daarbinnen brulde : "Weg met de fascisten!" En tegelijk sloegen ze het bovenraampje van de dakkapel aan scherven.
    Vreemd is het, dat ik dat glasgerinkel veel gewelddadiger vond dan al die kaalgeknipte vrouwen. Want stel je eens voor dat men per ongeluk een verkéérd huis was binnengegaan!

Toen ik in de middag alleen op ons achtererf speelde, hoorde ik opnieuw geschreeuw, niet ver weg. Ik werd nieuwsgierig en ging kijken. – Langs onze tuin liep een schutting en daartegenaan stond sinds jaar en dag een bankje; als je daarop ging staan, kon je over die schutting zo op de achteroms van de volgende straat kijken. Die erven daar waren nogal diep, met onkruidveldjes, kromme bomen, halfingezakte schuren en een hobbelig klinkerstraatje waarachter wat verderop nog een paar houten woonhuizen stonden.
Nadat ik op het bankje was geklommen, zag ik weer zo'n groep mannen bijeen, ze stonden bij de groene huizen in die achterstraat te roepen en ergens op een deur te bonzen.
    Het was weer zo'n hele samenscholing, met omstanders erbij, net als eerder die dag, maar nu durfde ik bijna niet te kijken. Het maakte voor het eerst enige indruk op mij, waarschijnlijk omdat het zo dichtbij was.
    Maar wat er precies gebeurde, bleef onduidelijk.

Later hoorde ik mijn moeder bij de achterdeur met buurvrouw Quaaks napraten over het incident. Mijn moeder bleek nogal aangedaan en fluisterde tegen de buurvrouw, waarbij ze haar ogen half sloot, altijd als er naar haar idee iets ergs was gebeurd: "IJ-selijk hè..."
    Zoals ik al had aangenomen, was ook daar een meisje ervan verdacht verkering met een Duitse soldaat te hebben gehad.
    Maar toen die mannen aan de deur kwamen om haar haar af te knippen werden ze opgewacht door haar nieuwe Zaanse verloofde met een groot slagersmes. Er werd iemand van de aanvallers gestoken en toen was dat opstootje ook meteen tot een einde gekomen.

Diezelfde avond nog, toen ik weer met vriendjes op straat was in die onderhand gekke sfeer van de bevrijding en we geen zin meer hadden in voetballen, kwamen we toevallig de paar jongemannen tegen die bij die laatste kaalknippoging betrokken waren geweest. Een van hen stroopte voorzichtig zijn mouw op en liet ons zien waar was gestoken: midden in zijn rechterarm. De wond was, zag ik nieuwsgierig, een smal donkerrood streepje, een centimeter of vier lang en (in het ziekenhuis?) met drie nikkelen klemmetjes bijeengeknepen.
    Die jongen moet toen zo'n jaar of achttien zijn geweest. Ik kende hem vaag, maar niet van naam. Hij leek nogal trots op zijn aandenken aan de bevrijding en lachte branieachtig tegen ons, kleine jongens, terwijl hij zijn mouw kalm weer omlaag rolde.
    "Ik kom hem nog wel eens tegen," zei hij.

Die eerste bevrijdingsdag bleef daarna nog vreemd opwindend. Veel gebeurde er eigenlijk niet, maar een lichte euforie hing overal in de lucht. Toen ik tegen half acht weer thuis kwam, bleek dat buurjongen Fred op bezoek was. Die woonde achter ons; hij kwam al zo lang ik mij herinnerde elke dag wel een keer bij ons aan door over de schutting te klimmen en via dat bankje op ons erf te springen.
    Fred was een slanke jongeman van een jaar of twintig, met los achterover gekamd zwart haar, waarin bij de slapen al diepe inhammen waren aan te wijzen. Hij kwam meestal bij ons "voor de gezelligheid". Zijn vader was drie jaar eerder gestorven, zijn moeder de hele oorlog ziek en bedlegerig, zodat het niet te verwonderen was dat hij een deel van zijn tijd bij ons doorbracht. Afgelopen winter zat hij 's avonds, als ik al naar mijn slaapkamertje was gestuurd, bij het schelle licht van de carbidlamp in de huiskamer nog uren met mijn ouders te kletsen. Vaak waaide hij bij ons aan met de meest uiteenlopende goederen die hij ergens had gekocht of geruild. Soms kreeg ik een gulden van hem of een serie postzegels voor mijn verzameling.
    Van zijn activiteiten tijdens de bezetting is mij, ook later, niet veel duidelijk geworden. Het is eveneens niet verklaard waarom hij tijdens de oorlog niet in Duitsland tewerk was gesteld. Of niet was ondergedoken, zoals de vele anderen...
(Wordt vervolgd met nog één aflevering)



Reactie geven op dit gedicht? Klik hier !


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287