|
Ik mijd je, benijd je, verwijt je voel de krampen dubbel slagen. Alweer een dilemma ontwaakt
ik wil je sluiten, mijn leven buiten maar je maakt me afhankelijk in de illusie dat het wederkerig is. Wat ben ik dan, een goochelaar?
Ga mijn kind, gezwind en kijk niet om. Vergeet het idee dat mijn ogen je na zullen staren ik hoor je adem wel wegebben
Kijk niet, lijd niet, net zoals ik want samen zullen we stikken of leven als ik besluit je nog even bij me te houden.
Al kan ik je dan haten, wegpraten durf me (nog) niet te verlaten.
|